De betekenis van het woord parel staat niet vast. Mogelijk is het afgeleid van een schelpsoort (latijn Perna) of wegens de ronde vorm (latijn Sphaerula).
Natuurlijke parels
Parels zijn het product van oesters en ze bestaan uit parelmoer. Parelmoer bestaat voornamelijk koolzure kalk (in de vorm van aragoniet) en de organische hoornstof (conchine). De hoornstof zorgt ervoor dat er telkens laagjes van microkristallen aan elkaar gekit worden.
De hardheid van een parel ligt tussen 2 en 4 op de hardheidsschaal van Mohs. Hoewel dit niet bijzonder hoog is, zal u er niet in slagen om de parels met de hand stuk te krijgen. De grootte van de parels wisselt van speldeknop tot duiven ei. De grootste tot dusver gevonden parel is de parel van Lao Tzu. Deze parel is 24 cm in diameter en weegt maar liefst 6,4 kg.
De typische zachte parelglans, ook wel ‘lustre’ of ‘oriënt’ genoemd, ontstaan door de dakpangewijze stapeling der aragonietschubjes en tussenhuidjes van conchine nabij het pareloppervlak.
Deze opbouw is ook de oorzaak van de buigingsverschijnselen van het licht en de daarmee verbonden regenboogkleuren die zo uniek zijn voor parels.
Hoe ontstaan parels?
Parels vormen zich in oesters, oesterachtige zee mossels, enkele soorten zoetwatermosselen en soms zelfs in slakken. Ze ontstaan als resultaat van de afweer tegen binnengedrongen vreemde lichaampjes tussen de schelp en de mantel of zelfs in het inwendige van de mantel. De buitenhuid van de mantel wordt ook wel het 'mantelepitheel' genoemd. Deze mantelepitheel vormt gewoonlijk parelmoer aan de binnenkant van de schelp. Eventueel binnengedrongen vreemde voorwerpen worden ontsloten door het voorwerp in te kapselen met het parelmoer. Uit deze inkapseling ontstaat de parel.
Blister parels
Als de parel groeit als uitwas op de binnenkant van de schelp, dan moet ze uit de wand worden gezaagd. De vorm is dan slechts half kogelvormig. Deze parel noemt men een blister (omdat het lijkt op een blaar). In de handel worden deze parels door goed passende stukjes parelmoer gerepareerd tot ronde bolvormige parels.
Ronde parels
Komt een vuiltje in het inwendige van de mantel, in het bindweefsel, dan ontstaat een vrije, dat wil zeggen: een aan alle kanten afgeronde parel. Door het vreemde voorwerp wordt de mantelepitheel mee in het bindweefsel getrokken dat de indringer geheel omgeeft, het zogenoemde parelzakje. Hierin vormt zich snel parelmoer om het voorwerp heen, laagje voor laagje ontstaat nu de parel.
Het epitheel kan, zoals men sinds kort weet, ook een parel vormen zonder vreemd voorwerp. Het is voldoende dat een stukje mantelepitheel op de één of andere manier (bijvoorbeeld door verwonding) in het bindweefsel terecht komt.
Waar worden parels gevonden?
Er bestaat een directe relatie tussen de watertemperatuur en de aangroeisnelheid van de parelmoerlagen. Voor de Agobaai in Japan, waar het zeewater nog vrij koud is (13-25 graden Celsius) geldt een groeisnelheid va 0,15 mm per jaar. Bij Kyushu is die rand in dezelfde tijd ongeveer tweemaal zo dik. In het gebied van de Stille Zuidzee met tropische weersomstandigheden is die snelheid ca. 20 maal hoger en het daar geproduceerde parelmoer is iets grofkorreliger.
De parelvormige zee oesters leven op langgerekte oesterbanken in de buurt van de kust op ca. 15 meter diepte. Deze oesters zijn 8 cm in doorsnede en leven ongeveer 13 jaar. Pareloesters worden verzameld door duikers. Slechts één op de 30-40 oesters levert een parel. De mooiste parels met de hoogste kwaliteiten (lichtrose en romig wit) komen voor in de Perzische Golf. Hier werd al in de oudheid naar parels gedoken.
De kleur en levensduur van parels
De eigen kleur van parels is verschillend naar gelang de oestersoort en het water waarin deze leven. Ook de kleur van de bovenste conchinehuidjes bepaalt de kleur van de parel. Wanneer de parel een vlekkerig uiterlijk heeft, dan komt dit door een "capuchon-achtige" verdeling van de conchine. Omdat conchine een organische stof is, is ze onderhevig aan verandering, vooral door uitdroging. Dit kan ook leiden tot het ‘verouderen’ van de parel en kan de levensduur bekorten. Eerst worden de parels mat, dan komen er barstjes in en ten slotte schilferen ze af.
Een garantie voor een bepaalde levensduur van een parel is niet mogelijk. Schattingen spreken van gemiddeld 100 tot 250 jaar. Er zijn echter parels, die enkele honderden jaren oud zijn en er nog prima uitzien. Een zorgvuldig onderhoud kan zeer zeker bijdragen tot het behoud van de parel. Hierbij moet u rekening houden dat parels gevoelig zijn voor zuren, huid transpiratie, cosmetica en haarspray.
Vormen en soorten
Afhankelijk van de plaats waar de parels binnen de schelp ontstaan kunnen we verschillende parelsoorten onderscheiden. Wanneer de parel groeit tegen de binnenkant van de schelp van het weekdier, dan zal een zogenoemde blister of blisterparel kunnen ontstaan. De schaalparel is een tussenvorm tussen blister en een vrije parel. Deze groeit dicht tegen de schaal aan en groeit later aan de schaal vast.
Een vrije of losse parel, die in de mantel groeit, kunnen in vorm, opbouw en kleur van elkaar verschillen. Parels die aan de rand van de mantel zijn gegroeid kunnen een donkerdere kleur hebben, terwijl parels die dichterbij het slot (een soort scharniergewricht van de tweekleppen) tot ontwikkeling zijn gekomen bruin van kleur kunnen zijn door een hoge conchine gehalte. Vrije parels kunnen zuiver bolvormig zijn. Is de vorm echter onregelmatig dan spreekt men van barokparels.
Gecultiveerde parels (gekweekte parels)
Het cultiveren of kweken van parels is niet anders dan het langs kunstmatige weg beïnvloeden van een natuurlijk proces. De aanleiding is natuurlijk het economisch voordeel dat men hierbij wenst te bereiken, want per slot van rekening is de vondst van een natuurlijke parel in een mollusk (weekdier) zuiver toeval.
Het succes van het kweken van parels hangt af van een aantal uiterst belangrijke factoren. Het is zeer begrijpelijk dat een succes bij het kweken van parels in zeer sterke mate bepaald wordt door het bezitten van een grondige kennis van het leven van weekdier. Verder is de belangrijkste externe factor de temperatuur van het zeewater. Voor de Japanse pareloester of ‘Akoya’ (Pinctada Fucata) geldt het temperatuurbereik van 13-25 graden Celsius als gunstig, terwijl deze weekdieren het best gedijen bij een temperatuur van 23-25 graden Celsius. Dat deze watertemperaturen bij de Japanse archipel bereikt kunnen worden is te danken aan de warme zeestromen die Japan vanuit het zuiden bereiken. Daarnaast speelt mee dat in Japan vele baaien en binnenzeeën beschut liggen.
Uitvinders van huidige techniek om parels te maken
Al in de dertiende eeuw voor Christus wordt melding gemaakt van successen met het kweken van parels in de Rode Zee. Maar de oudst bekende bewaard gebleven resultaten zijn afkomstig uit China, waar in de dertiende eeuw figurines, onder andere metalen boeddha beeltenissen en ronde of platte kernen van metaal of parelmoer, in zoetwatermossels (cristaria plicaa) werden geplaatst tussen het zachte weefsel van het weekdier en de binnenkant van de schaal. In de loop der eeuwen groeide deze bezigheid uit tot een kleine industrie waarvan in de vorige eeuw ca. 5000 families konden leven.
Het staat vast dat er veel biologische kennis nodig is voor het kunnen kweken van parels. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eerste Europeaan die het kweken van parels onder de knie kreeg de bekwame natuurhistoricus Linnaeus was. In 1721 verkocht hij zijn geheim aan de staat, die het weer doorverkocht aan een koopman die er geen succes mee had, waardoor deze methode in de vergetelheid raakte.
Sinds ca. 1850 kreeg de Chinese methode een meer algemene bekendheid en werd op diverse plaatsen in de wereld uitgeprobeerd. In de loop van de vorige eeuw raakten diverse parelgebieden uitgeput door overbevissing. Maar de populariteit van de parels was nog steeds groeiende en daarmee ook de belangstelling om parels te kweken.
In 1893 lukt het Mikimoto om 5 blisters te kweken. Hij werkte verder aan een techniek om ronde parels te maken, maar slaagde daar te laat in. Begin 20e eeuw leerden de Japanners Nishikawa en Mise in Australië van de Britse bioloog William Saville-Kent de techniek om hele parels te cultiveren. Nishikawa kreeg zijn patent toegewezen in 1907, ongeveer twee maanden nadat Mise een patent kreeg voor een nieuwe kweekmethode. Uiteindelijk besloten de twee samen te werken en is het de Mise-Nishikawa-methode die ook hedendaags wordt toegepast.